Binnen het allereerste systematische onderzoek over anti-Aziatisch racisme viel het woord modelminderheid. Voor De Correspondent schreef PAC-oprichter Hui-Hui Pan een persoonlijk verhaal wat dat betekent en hoe schadelijk het is om op die manier gezien te worden.
“Al van jongs af aan leerde ik dat ik anders was. Ik groeide op in Deventer, mijn ouders openden daar een Chinees restaurant nadat zij in de jaren zeventig de Culturele Revolutie in China waren ontvlucht en naar Nederland waren gekomen.
Mijn vader had toen nog de ijdele hoop te kunnen studeren.
In de jaren negentig, de hoogtijdagen van de Chin. Ind. Restaurants, werkte ik als jong meisje mee in de bediening. Goedbedoelde gesprekken met de gasten volgden vaak hetzelfde riedeltje: ‘Wat spreek je goed Nederlands’, ‘Jullie zijn wel heel netjes’, ‘Jullie zijn gelukkig niet zoals die k-…’, ‘We hebben nooit last van jullie’. Deze opmerkingen legden een stevige bodem voor mijn zelfbeeld en zelfhaat, en waren de bouwstenen voor mijn modelminderheidsgevangenis.
In mijn streven om erbij te horen, gezien en erkend te worden, om goed ‘geïntegreerd te zijn’, wilde ik absoluut niet als Aziatisch gezien worden. Succes is integratie, is assimilatie. Ik rende weg van iedereen die op mij leek. Liep ik op straat en zag ik een andere Aziatische persoon, dan begon ik automatisch nog duidelijker Algemeen Nederlands te praten, of ik liep er met een boog omheen. Bang om als een van hen gezien te worden.
Maar deze logica is schadelijk. Ik hield een mythe in stand: die van een modelminderheid. Een minderheid die perfect is, en daarom niet te maken zou krijgen met discriminatie.”